W715 – Eurohal wandeltocht te Zuidbroek.

Vandaag 10 november staat een FLAL tocht in Zuidbroek op het programma.
De weerprofeten hebben het over regen en harde wind, dus de regenkleding mag mee. We vertrekken weer op tijd en komen 8.15 uur aan bij de Eurohal naast het v/d Valk Hotel. Het Groninger land is toch voor ons Friezen een geheel ander landschap en we zijn dan ook benieuwd wat de routebouwers voor ons in petto hebben. We starten en gaan eerst een stukje door Zuidbroek en al snel gaan we via graspaden, schouwpaden door een parkachtig gebied, prachtige herfstkleuren en dus genieten. We gaan door Noordbroek en maken daar een lus om later op de route weer in Noordbroek bij “boerderijcafe “Mausel” de eerste rust te hebben. We hebben dan ca. 10 km afgelegd en het is nog steeds droog. Na de rust wandelen we samen door het open Groninger landschap. Gezellig wandelen we daarna richting Slochteren met het Slochterenbos waar het genieten is van de meest mooie herfstkleuren, we lopen langs Fraeylemaborg en op naar de tweede rust op 18 km in de Partyschuur Edsersheerd in Slochteren. De koffie met cake smaakt heerlijk, na de rust weer verder voor het laatste stuk, het begint dan wat te regenen, de regenkleding toch maar aan want we zijn er nog niet, het duurde uiteindelijk niet lang en ging het snel weer in de tas. Via verscheidene schouwpaden en een stuk strand komen we tegen drieën aan bij de finish en is het afmelden. De routebouwers bedankt voor de mooie maar pittige route en 366 mensen hebben ook genoten van deze tocht. Klik op de foto voor de gehele reportage.

Informatie vooraf van de FLAL.
Wandeltocht
Datum 10 november 2018 08:30 – 18:00
Locatie Hotel Vander Valk – Burgemeester Omtaweg 4
9636 Zuidbroek, Nederland

Eurohal wandeltocht Zuidbroek
Sinds 1 januari 2018 behoren Zuidbroek en Noordbroek tot de gemeente Midden-Groningen, nadat ze vanaf 1 januari 1990 deel uit maakten van de gemeente Menterwolde. De naam Menterwolde is ontleend aan het middeleeuwse veenlandschap aan de oevers van het riviertje de Munter Ee, dat later het Wold-Oldambt is gaan heten. De naam Menterwolde werd ook gebruikt voor een klooster dat iets ten zuiden van Nieuwolda heeft gelegen en er zijn aanwijzingen dat ook een nederzetting in de buurt van dit klooster dezelfde naam droeg. In het begin van de 16e eeuw is dit gebied voor een deel overstroomd door de Dollard. Halverwege de 16e eeuw werd het verdronken land alweer ingepolderd.
De dorpen lagen als langgerekte streekdorpen rond de tijdelijke Dollardboezem. De langgerekte vorm is ontstaan door de veenontginningen aan het eind van de middeleeuwen.
Landschap en bebouwing worden vooral bepaald door grootschalige landbouwbedrijven, die tussen 1850 en 1940 een bloeitijd kenden. In die periode kenmerkte het gebied zich door grote sociale tegenstellingen, die ook daarna in de politieke verhoudingen doorwerkten.
Vrijzinnig en anarchisten
De geschiedenis van de moderne politiek in de regio begon met de opkomst van het socialisme in het laatst van de negentiende eeuw. De gemeente Menterwolde bestond toen uit vier gemeenten: Noordbroek, Zuidbroek, Muntendam en Meeden, die ieder hun eigen politieke kleur hadden. Over het algemeen waren de boeren en enkele middenstanders de baas. Die stemden liberaal en waren georganiseerd in kiesverenigingen. De meeste arbeiders hadden nog geen stemrecht. Een deel van de boeren was conservatief, maar er waren ook nogal wat vooruitstrevende of ‘vrijzinnige’ boeren en middenstanders. Enkele daarvan waren aanhangers van de ‘Volkspartij’ van Derk Roelfs Mansholt, die samen met de arbeiders naar verbetering van de schrijnende sociale omstandigheden streefde. Vanuit Noordbroek werd een tijdlang het radicale krantje ‘Dollard en Omstreken’ verspreid. Daarnaast bestond er in Zuidbroek en Meeden een protestants-christelijke stroming.
De eerste afdeling van de Sociaal Democratische Bond (SDB) werd in april 1889 opgericht in Noordbroek. Dit naar aanleiding van een propagandatocht uit Sappemeer. Toen Domela Nieuwenhuis drie jaar later in Noordbroek sprak, besloot de plaatselijke werkliedenvereniging ‘Self Help’ in zijn geheel tot de SDB toe te treden. De boerendochter Jantje Muller-van Delden herinnerde zich later:
Er trokken mensen door het dorp met rode vaandels en de hele arbeidersbevolking volgde, getooid met rode strikken, vlaggen en linten. Het was zondag, want staken was er toen nog niet bij, omdat de arbeidersbevolking niet georganiseerd was. Het was een reuzen optocht zoals ik dat als kind van vijf jaar ervoer. In de zaal van Schröder volgde de éne spreker de andere op. Het was er eivol. Ze hingen zelfs uit de ramen. … Mijn moeder was nieuwsgierig en ging ook op de weg kijken. Ze ontmoette een vrouw van Siddebuursterveen, ook helemaal versierd met rode linten, die ze zelfs om haar benen had gebonden. Dit ontlokte mijn Moeder de vraag: ‘Loop ie ook mit rooie strikken om bainnen, Aaltje?’ ‘Joa man, ik dou ook mit. Aalmoal mouten mitdoun!’
In de hongerwinter van 1892/93 stond het Oldambt op de rand van een revolutie. Maar het liep allemaal met een sisser af. De regering stuurde soldaten en liet in verschillende dorpen marechaussee-kazernes bouwen. De pas opgerichte partijafdelingen in de vier dorpen gingen al snel weer ter ziele. Tevergeefs staakten de landarbeiders van Zuidbroek in maart 1893 om hoger loon. Bovendien ontstond er een tegenbeweging van christelijke boeren en arbeiders, die vonden dat men er samen in onderling overleg uit moest komen. In Zuidbroek en Meeden werden afdelingen van de christelijke organisatie ‘Patrimonium’ opgericht onder het motto ‘Bidt en Werkt’.
Slechts enkele arbeiders sloten zich aan bij de nieuwe SDAP, die veel anderen te beschaafd en burgerlijk vonden. In 1897 werd de eerste socialist in de gemeenteraad van Zuidbroek gekozen. Dat zorgde voor veel commotie. Burgemeester Talma Stheeman ergerde zich zo dat hij uiteindelijk het dorp verliet. De aanhangers van de SDAP probeerden een strakke strijdorganisatie op te bouwen, die de situatie van de arbeiders kon verbeteren. De meeste arbeiders kozen echter voor het anarchisme of vrije socialisme. Ze zetten al hun hoop op een revolutie. Maar in Meeden richtte de vrije socialist Willem Luttje in 1901 een vakbond voor landarbeiders op die door stakingen en onderhandelingen wist te bereiken dat de lonen verhoogd werden. Ook onder de landarbeiders en bouwvakkers in Noordbroek en bij de arbeiders op de aardappelmeelfabriek van Zuidbroek hadden de anarchisten nogal wat aanhang. In Zuidbroek, Muntendam en Meeden werden bovendien christelijke vakbonden voor landarbeiders opgericht.
Pas na 1910 groeide de steun voor de SDAP en de ‘moderne’ vakbeweging. Allerlei beroepsgroepen organiseerden zich nu in vakbondsafdelingen van het NVV, de voorloper van het FNV. In Zuidbroek kregen de socialisten zelfs een eigen verenigingsgebouw ‘Ons Gebouw’ aan de Heiligelaan, op de plaats van het huidige café De Koepel. Bij de eerste Tweede Kamerverkiezingen met algemeen kiesrecht in november 1918 had de SDAP in drie van de vier gemeenten een meerderheid: Muntendam 57%, Noordbroek 53%, Zuidbroek 52% en Meeden 32%. De aanhang van de anarchisten was nog steeds aanzienlijk. Stemmen was verplicht, maar in Noord- en Zuidbroek verscheen maar liefst 17% en 21% van de kiezers niet op het stembureau.
In de gemeenteraden liep het echter niet zo’n vaart. De verkiezingen van 1919 liepen uit op een teleurstelling voor de SDAP. De liberale partijen Vrijheidsbond en Vrijzinnig Democratische Bond (VDB) zorgden er samen met de christelijke partijen voor dat de socialisten niet al te veel macht kregen. Bovendien deden allerlei plaatselijke lijsten van middenstanders of voormalige anarchisten mee aan de verkiezingen. In 1923 en 1927 bijvoorbeeld de Volkspartij en de Neutrale Arbeiderspartij in Meeden, in 1931 de Arbeiderspartij en Algemeen Belang in Zuidbroek. Helemaal chaotisch was de situatie in Noordbroek. In 1919 behaalde de SDAP nog drie zetels, maar de aanhang smolt als sneeuw voor de zon weg na een teleurstellend verlopen landarbeidersstaking. De erfenis van het anarchisme bleef de socialisten parten spelen. Ze kozen daarom voor een hele andere strategie en gingen de verkiezingen in onder de naam Algemene Volkspartij. Dat lukte wonderwel. Al in 1923 had de nieuwe partij met vier zetels de absolute meerderheid. Raadsleden werden Sientjo van der Veen, Jan Taaij, voormalig vakbondsman Kornelis Buurke en P. ter Laan. De boerenoppositie bestond uit de Plattelandspartij van J. Doornbos en E. Tonkens, terwijl de kleine burgerij op de vrijzinnig-democraat J. Eendhuizen had gestemd. In 1931 werd bovendien T. Wolthuis van de Arbeiderspartij verkozen, die samen met een van de overige volkspartij-mannen wethouder werd.
Tijdens de crisisjaren groeide de onvrede over de SDAP. Toen de partij in Noordbroek in 1939 weer meedeed aan de verkiezingen, kreeg zij niet meer dan twee zetels. De Volkspartij en de Vrijzinnig Democraten moesten het ieder met één zetel doen, terwijl Gemeentebelangen maar liefst drie zetels in de wacht sleepte. Veel stemmen gingen verloren aan drie radicale partijtjes die tevergeefs aan de verkiezingen deelnamen: de Landarbeiderspartij van Mozes Wolf jr., de Nieuwe Arbeiderspartij van E. Wieringa jr. en de Revolutionair Socialistische Arbeiders Partij van T. Wolthuis.
In Muntendam verloor de SDAP in 1939 zijn meerderheid van zeven zetels, doordat de communisten twee zetels in de wacht sleepte. Twee zetels gingen naar Gemeentebelangen, twee zetels naar de vooruitstrevende Christelijk Democratische Unie (CDU). Die laatste partij kreeg vooral stemmen van hervormden, gereformeerden en baptisten die ontevreden waren over het conservatieve beleid van minister-president Colijn. Ook in Meeden had de CDU een flinke aanhang. Hier zakte de SDAP terug van drie naar twee zetels, de rest ging naar de liberalen en de christelijke partijen. In Zuidbroek bleef de SDAP met drie van de zeven zetels de grootste partij.
Industriële geschiedenis
In de middeleeuwen lag Zuidbroek aan een handelsroute richting Duitsland. Door de ligging aan een aantal transportwegen o.a. richting Duitsland, heeft de plaats industriële ontwikkeling gekend, bijvoorbeeld door een scheepshelling, een motorenfabriek, een vlasfabriek en een aardappelmeelfabriek. Het dorp wordt doorsneden door de A7 die het dorp scheidt in een noordelijk en een zuidelijk deel. De Hervormde kruiskerk staat in het noordelijk deel, terwijl het station en de middenstand zich grotendeels in het zuidelijk deel bevinden. Het Winschoterdiep heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van het dorp. Het kanaal werd vanaf 1612 aangelegd en vanaf de jaren twintig van de 17e eeuw was hierop scheepvaart mogelijk tussen Zuidbroek en Groningen. Het Winschoterdiep kreeg een aftakking naar Veendam, het Muntendammerdiep genaamd. De betekenis van dit laatste kanaal voor scheepvaart en de waterhuishouding is grotendeels overgenomen door het in de twintigste eeuw aangelegde Wildervanckkanaal.
In de jaren twintig van de 17e eeuw kreeg Zuidbroek een verbinding per trekschuit over het Winschoterdiep met Groningen. Het zou daarmee één van de eerste geregelde trekschuitverbindingen in Nederland zijn. Sinds 1 mei 1868 heeft Zuidbroek een spoorwegstation aan de lijn Groningen – Nieuweschans. Bovendien loopt vanaf Zuidbroek een aftakking naar Veendam en Stadskanaal die gebruikt wordt voor goederenvervoer en personenvervoer naar Veendam. Deze lijn was vroeger een onderdeel van de lijnen van de Noordoosterlocaalspoorweg-Maatschappij (NOLS) waardoor Zuidbroek een knooppunt was. De NOLS had eveneens de spoorlijn Zuidbroek – Delfzijl aangelegd die bij station Zuidbroek begon. Ten noordoosten van het dorp lag eveneens de stopplaats Zuidbroek dorp.
Van 1881 tot 1923 was Zuidbroek het beginpunt van de paardentramlijn van de Eerste Groninger Tramway-Maatschappij die in 1895 Ter Apel bereikte.
Het dorp heeft een monumentale kruiskerk, de zogenoemde Petruskerk (maar oorspronkelijk gewijd aan Augustinus van Hippo), uit de dertiende eeuw. De restauratie van het kerkorgel, gebouwd in 1795, is in 2007 opgeleverd. De toren staat los van de kerk en heeft gediend als gevangenis.
Het dorp had tot 1994 een eigen ULO/MAVO-school ‘de Hilgestede’. Deze stond aan de Heiligelaan in het dorp.
De Motké-fabriek in het Westeind was een aardappelmeelfabriek die werd opgericht door de bekende Groninger ondernemersfamilie W.A. en J.E. Scholten.
Noordbroek is een veenontginningsdorp uit de tiende of elfde eeuw, dat vermoedelijk vanaf de oevers van enkele stroompjes is ontstaan. Het woord -broek in de naam verwijst naar de bodemgesteldheid: moerassige grond. Tot ongeveer de veertiende eeuw lag Noordbroek verder oostwaarts. Vanwege wateroverlast en stormvloeden heeft men vroegtijdig de hogere gronden opgezocht. Tot omstreeks 1900 werden de zandakkers van elkaar gescheiden door begroeide houtwallen of klingen. Toch schijnen ook de lagere delen van het dorp bewoond te zijn gebleven, zelfs nadat de Dollard hier een kleilaag had afgezet.
Over de bewoning van Noordbroek in de middeleeuwen is weinig bekend. Er zijn geen eenduidige sporen van steenhuizen aangetroffen. Wel bevond zich vermoedelijk een steenhuis aan de Grachtlaan. Dit zal de woonplaats van een zekere Remben Gockinga zijn, die in 1441 wordt genoemd. In de zeventiende eeuw bevond zich hier een huis dat Bouckenborg werd genoemd.
Een korenmulder wordt genoemd in 1548. Al in de zeventiende eeuw had het dorp twee scholen: de een aan de rand van het kerkhof, de nader midden in het dorp en voorzien van een eigen klokkentoren. Later had het dorp ook een rechthuis.
In de omgeving bevonden zich meerdere buitenplaatsen. De oudste was Veenhuizen te Stootshorn, genoemd omstreeks 1650. De uitgestrekte bossen en waterpartijen waren nog in de negentiende eeuw voorhanden. Ongeveer aan het begin van de Oosterstraat bevond zich het ‘Noorderhof’ van de familie Wolters. Verder bezat de familie omstreeks 1750 De Veencamp, een buitenplaats met zware eikenbomen, iepen en essen.
In de achttiende eeuw werd de ontginning van het hoogveen voortvarend ter hand genomen. Niet alleen Stootshorn ontwikkelde zich tot een klein dorpje, ook op het Zuiderveen werd – tenminste vanaf 1761 – een tiental huizen gebouwd, die meest na 1950 weer zijn verdwenen. De bebouwing volgde een laatmiddeleeuws veendijkje (Lutke Borg) langs de Burgsloot, die vanaf de Sijpe vermoedelijk doorliep in de richting van Zuidbroek.
——————
Jacob Mook

Plaats een reactie